En toen zat ik gevangen
Ik heb iets schokkends meegemaakt en dat wil ik vertellen. Woensdagavond fietste ik met mijn man om half tien op straat. We kwamen politie tegen, die ons staande hield en ons wilde bekeuren. We moesten onze identiteitsbewijzen laten zien, maar die hadden we niet bij ons. Vervolgens stapten de agenten uit hun busje en trokken handschoentjes aan om ons te fouilleren. Ik zei dat ik een vrij mens ben en hier mocht fietsen. Dat niemand het recht heeft om mij zomaar aan te raken.
‘Niet moeilijk doen’
Het maakte helaas geen indruk. Ik moest ‘niet moeilijk doen’. Blijkbaar vonden de agenten het nodig om er versterking bij te halen: nog drie auto’s waren er in een mum van tijd. Acht politiemensen om ons te arresteren. Mijn man werd in de houdgreep tegen de grond gedrukt, ik tegen een boom, mijn armen werden op een pijnlijke manier op mijn rug gedraaid.
We werden beiden in de boeien geslagen, in twee verschillende politieauto’s mee naar het bureau genomen en ieder in een aparte cel geplaatst. Voordat ze me opsloten, kwam een agente mij fouilleren. Ik zei: “Dat je hier je geld mee verdient, een echtpaar voor niets arresteren. Ik heb niets gedaan.” “Dat krijg je ervan als je geen identiteitsbewijs bij je hebt,” snauwde ze.
Getraumatiseerde kinderen
De politieagenten waarmee we te maken hadden, waren allemaal jonge gasten van rond de twintig. Ze zagen eruit als doodgewone jongelui, maar hadden een zeer kort lontje. Ik zag getraumatiseerde kinderen die gehersenspoeld zijn en daardoor denken dat ze in hun recht staan om ons dit aan te doen. Een agent kwam mijn cel binnen en ik merkte op: “Jij hebt heel wat te vertellen als je straks thuiskomt; een onschuldig echtpaar arresteren.” Hij ging direct fel in de verdediging. Ik moest vooral niet persoonlijk worden, zei hij, en hij vloekte er achteraan.
Mijn man zei tegen een agentje van amper achttien jaar oud: “Je moest je schamen!” Als antwoord kreeg hij terug: “Jij moet je bek houden!”
Advocaat op eigen kosten
Terwijl mijn man en ik ieder in een aparte cel zaten, gingen er twee politieagenten naar ons huis en gaf mijn dochter hen onze identiteitskaarten. Want als ze die hadden gezien, konden we naar huis, zo was ons verteld. Ondertussen kwam de hulpofficier van justitie naar onze cel. Hij liet weten dat we straks verhoord zouden worden en dat we op eigen kosten een advocaat konden bellen. “Uw collega heeft gezegd dat ze onze id’s gingen halen en dat we daarna naar huis zouden mogen,” reageerde ik. “De ondervraging is niet verplicht,” was het antwoord van de hulpofficier. Echter, die indruk had hij in eerste instantie wél gegeven.
Alles bij elkaar duurde het ruim twee uur. Toen stonden we weer op straat. Kwart voor twaalf was het inmiddels. Waar we eerder op de avond gearresteerd waren voor het buiten zijn, mochten we nu gewoon naar huis lopen. “Zo. Hebben we dat ook een keer meegemaakt,” zei mijn man. Maar we konden die nacht nauwelijks slapen.
Werelddictatuur
Mochten je ogen nog gesloten zijn, dan hoop ik dat je ze nu opent en dat je ziet wat hier gaande is. Niets van dit alles gaat over gezondheid. Er is geen gevaarlijk, besmettelijk virus. Wel een gevaarlijke werelddictatuur, die politieagenten aanstuurt om onschuldige mensen gevangen te nemen als ze ’s avonds buiten op straat naar huis fietsen.
Ik sluit graag af met onderstaande tekst die mijn negentienjartige dochter heeft geschreven.
Vroeger.
Vroeger. Vroeger toen er nog geen tv was. Vroeger toen er nog geen mobieltjes bestonden. Ik hoor het mijn ouders zeggen, mijn opa en oma. Vroeger toen de kleuren-tv net was uitgevonden.
Maar ook ik kan zeggen: “Vroeger toen alles nog beter was.” Het is nog maar een jaar geleden maar de wereld is veranderd alsof ik het woord vroeger legaal mag gebruiken. Alsof ik als oma terugkijk op mijn jeugd jaren, jaren, jaren terug.
De tijd waarin je nog na 21:00 naar buiten mocht. De tijd waarin nog handen werden geschud. De tijd waarin je nog in de buurt mocht komen van een ander. De tijd waarin we niet bang waren voor fysiek contact, voor vreugde, voor elkaar. De tijd waarin je er nog was voor elkaar.
“Alleen samen kunnen we Corona aan,” staat er. Terwijl ik wegkwijn, alleen, huilend in mijn kamer. Waar de muren op mij afkomen, met mijn gedachtes: het enige sociaal contact.
De tijd waarin je nog niet een gevangene was in je eigen kamer. Vroeger. Een jaar geleden.